Restauratie van een TR5 PI

In onderstaand artikel beschrijft toenmalig eigenaar Han in ’t Veld de restauratie van zijn TR5 PI. Het artikel verscheen mei 1995 in nr 93 van TRtraffic.

De lange winterslaap van weer een TR5 PI is over

Omdat ik een Triumph TR altijd verschrikkelijk mooi heb gevonden besloot ik in 1989 toch maar eens een Triumph TR4A IRS uit 1965 te kopen. De auto was geïmporteerd uit de USA en zag er voor een Triumph leek niet slecht uit. Het restauratieproject bleek echter een lijdensweg te zijn en verdween na een driejaren plan in de doofpot, met alle ellende en kosten van dien.

Mijn beste vriend kocht op dat moment een TR5 PI, die al tien jaar niet gereden had en gedeeltelijk gestraald was, van Nederlandse originaliteit met kenteken, originele werkplaats handboeken en de hele rattenplan plus nog een bijna complete TR5 aan plaatwerk en onderdelen.

Hij zat eigenlijk in hetzelfde schip als ik. Na zware onderhandelingen en ongeveer twee jaar werd er toch besloten dat ik maar met beide projecten van start moest gaan. Daardoor had ik dus een TR4A, een TR5 PI met kenteken en een vracht onderdelen. Na het huren van een vrachtwagen en het afwerken van drie adressen om alles in te laden, lag en stond alles in een schuur.

Via de British Heritage Club een origineel certificaat aangevraagd en na ontvangst bleek alles aanwezig te zijn om een compleet originele TR5 PI te maken!
Maar nog steeds geen hut die het restaureren waard was, dus besloot ik maar via een vriend die naar Amerika ging een Triumph te kopen die hard was. Het bleek, nadat ik de auto blind gekocht had, een Triumph TR250 te zijn geworden met een harde hut en geen schade.

Jo Willems zijn expertise op het gebied van de racerij sprak me wel aan m.b.t. het verstevigen van het chassis en de andere kleine aanpassingen die onder de motorkap gedaan konden worden. Via wat mensen had ik gehoord dat het in Limburg wel vertrouwd aangepakt werd.

Na diverse malen op bezoek te zijn geweest in Limburg en de complete restauratie van mijn TR5 PI gevolgd te hebben, werd ik steeds enthousiaster en kon ik eigenlijk niet meer wachten op de dag dat ik het contactsleuteltje van de Triumph kon omdraaien.
Nu (25 januari 1995) ziet het ernaar uit dat het dan eindelijk half februari zal worden dat ik in een compleet nieuwe auto kan gaan rijden.

Het restaureren, zoals velen zullen weten, is een kostbare en tijdrovende zaak. Vergelijk ik het met het kopen van een nieuw Japans cabrioletje, dan heb je over vijf jaar een auto met een minimale inruilwaarde, terwijl je Triumph meer waard zou kunnen worden (afhankelijk van het type, staat etc.).
Wees nu eerlijk, is het niet fantastich om in je auto te stappen, het karakter te ruiken, te proeven en het geweld te horen zodra je het sleuteltje omdraait?